Al vanaf de overgang van jagen-verzamelen naar het agrarische systeem is graan van cruciaal belang geweest, dit was ook het geval in de Karolingische tijd.

In de teksten en beelden uit manuscripten uit de Karolingische periode, bijvoorbeeld het zogenoemde Utrechtse psalter (Utrecht University, n.d.) is de productie en consumptie van granen heel frequent op te merken. Deze beelden bestaan vaak uit de verschillende taken die het verbouwen van graan vereisen; ploegen, zaaien, oogsten, etc. Daarnaast zijn er beelden en teksten van en over brood op te merken.

Op het gebied van archeologie zijn er enkele uitzonderlijk goed bewaarde resten van brood gevonden op het hedendaagse Zweedse eiland Björko (Hansson, 2016)(Popova, 2016, P. 3) en daarnaast zijn er ook nog eens vele werktuigen met betrekking tot de graanindustrie gevonden, zoals maalstenen. 

Om de consumptie en productie van graan verder uit te zoeken is het van belang eerst een lijst te hebben met de graansoorten die tot beschikking zouden zijn geweest. Er zijn verschillende eerdere publicaties en archeologische vondsten die een variatie aan graansoorten noemen, een mooi voorbeeld hiervan is de publicatie over de eerdergenoemde broden gevonden in Birka, Björkö. Deze granen zijn niet enkel in zweden te vinden, afkomstig uit heel West-Europa zijn vondsten die het gebruik van deze granen aantonen.

Fig 1. Graansoorten die in de broden uit Björkö gevonden zijn. Deze granen geven een betrouwbaar overzicht van de beschikbare granen uit de Karolingische tijd.

Zoals eerder benoemd is er naast direct bewijs, zoals archeologische vondsten van granen, ook indirect bewijs in overvloed voor het produceren en verwerken van graan. In manuscripten zijn er veel beelden en teksten op te merken waar de productie van graan aan op te merken is, maar ook binnen de archeologie zijn er vele vondsten met betrekking tot deze agrarische industrie. Deze vondsten kunnen ook een beeld geven hoe bepaalde agrarische werkzaamheden in de praktijk uitgevoerd zou worden. 

Een factor waar echter rekening mee gehouden dient te worden is de groeiperiode van bepaalde granen; het verschil tussen zomer en wintergranen. Er zijn meerdere bronnen die aantonen dat de bevolking van het Karolingische rijk deze kennis bezat, onder andere in het eerdergenoemde salzburg-Wiener Handschrift (Fig 2.), hier kan je zien dat er in Juni geploegd wordt, een taak die de grond klaarmaakt voor het zaaien. Hierna zie je dat er in september, nadat er in augustus geoogst wordt, een afbeelding van een man die zaait.  

Fig. 2 Kalender met de namen van de maanden uit het Salzburg-Wiener Handschrift, gemaakt omstreeks 818 AD.

Door de beschikbare granen uit die tijd te vergelijken met de moderne versie hiervan, is het mogelijk om met enige zekerheid te zeggen welke graan op welk moment gezaaid werd.  

Een belangrijk verschil tussen modern graan en middeleeuws graan echter is de winst, een onderzoek uit 2019 (Jarret, 2019) toont aan dat waar een moderne boer per graanhalm 25 tot 30 korrels kan verwachten, dit in de Karolingische tijd maar 2 tot 4 zou zijn geweest.